Techleap, de organisatie van prins Constantijn die zich sterk maakt voor startups, kreeg deze zomer een flinke som geld van het kabinet. Nederland moet daarmee koploper worden als het gaat om voorzieningen voor jonge bedrijven. De organisatie presenteert vandaag zijn plannen, de komende drie jaar moet duidelijk worden of ze ook haalbaar zijn.
De doelen: 15 procent meer internationaal succes voor Nederlandse scaleups, 10 miljard euro extra aan kapitaal per jaar voor jonge bedrijven, een kwart minder aan lastig te vervullen vacatures voor developers en twee keer meer aanwas aan jonge technische bedrijven.
Of dat gaat lukken is natuurlijk de vraag, temeer omdat een van de grootste uitdagingen het meetbaar maken van deze resultaten is. Hoe meet je bijvoorbeeld internationaal succes? En wat is dan de meetbare bijdrage daaraan van Techleap? Welke Nederlandse bedrijven tellen mee?
Meten is lastig
“Het is een van de moeilijkste dingen”, weet Techleap-directeur Nils Beers. Hij zegt te werken aan systemen om de resultaten meetbaar te maken.
Volgens Beers stelt Techleap ‘superambitieuze doelen’. Zo hoog dat ze door startups niet organisch kunnen worden bereikt. “Tegelijkertijd zijn de cijfers voor ons niet zo belangrijk, het gaat om het ondersteunen van grootse ideeën. Want de Googles en Facebooks van deze wereld voelen zich niet thuis in Nederland.”
‘Nederland moet aan de top’
Waar draait het dan wel om? De Nederlandse infrastructuur voor jonge bedrijven moet ’tot de top van de wereld’ gaan behoren, zei staatssecretaris Mona Keijzer van Economische Zaken er deze zomer over. Het kabinet stelde er 65 miljoen euro voor beschikbaar.
Aan Prins Constantijn en zijn team van Techleap (voorheen StartupDelta) de taak om de knelpunten weg te nemen en ambities waar te maken. Vorig jaar dreigde de prins nog op te stappen als ambassadeur, maar inmiddels is er nieuw kapitaal en zijn er nieuwe plannen. Daarmee zag hij een volgende termijn wel zitten.